Omgaan met jongeren die externaliserend gedrag vertonen
Uit de TALIS 2018 resultaten kwam naar voren dat leerkrachten in het basisonderwijs 14,4% van hun lestijd spenderen aan orde houden in de klas, in de eerste graad van het secundair onderwijs gaat dit over 15,3% (Van Droogenbroeck et al., 2019). Dit is lestijd die leerkrachten niet kunnen besteden aan het leerproces van hun leerlingen. Vanuit het werkveld geven leerkrachten aan dat het steeds uitdagender wordt om les te geven aan jongeren die ordeverstorend gedrag, en in het bijzonder externaliserend gedrag, vertonen in de klas en op school. Onder externaliserend gedrag verstaan we uitdagend, explosief, druk of agressief gedrag stellen. We zien dat scholen, in bepaalde gevallen, uitsluiting hanteren om hiermee om te gaan. In het schooljaar 2021-2022 werd er 22.601 keer een leerling van het lager of het secundair tijdelijk geschorst, 10.000 keer meer dan het schooljaar 2020-2021. Er waren ook 3.516 definitieve uitsluitingen, een verdubbeling op tien jaar tijd. Uit onderzoek blijkt dat niet schorsing en uitsluiting, maar juist wel investeren in de individuele leerkracht-leerlingrelatie, inzetten op een warm school- en klasklimaat en samenwerken met (externe) partners belangrijke factoren zijn om ervoor te zorgen dat jongeren zich betrokken voelen op school. Er is echter weinig onderzoek naar hoe deze factoren relevant zijn voor jongeren die externaliserend gedrag vertonen, in het bijzonder in het secundair onderwijs.
Met dit vooronderzoek willen we een SBO-aanvraag uitwerken waarbij we onderzoeken welke initiatieven leerkrachten en schoolteams kunnen ondernemen voor jongeren die externaliserend gedrag stellen. Daarnaast willen we nagaan hoe deze factoren onderling op elkaar inspelen en hoe scholen op beleidsniveau jongeren die externaliserend gedrag vertonen kunnen ondersteunen.
We voerden reeds een literatuurstudie uit, zodat we de centrale concepten voor een SBO-aanvraag konden definiëren en wetenschappelijk onderbouwen. Op basis van eerste lezing van de literatuur werden volgende thema’s afgebakend om vanuit de literatuur verder te onderzoeken:
- Aandacht voor de dyadische relatie tussen leerkracht en leerling met inbegrip van de sensitiviteit van de leerkracht (het vermogen van een leerkracht om signalen en behoeften van een leerlingen te detecteren, deze signalen juist te interpreteren en hier gepast en snel op te reageren) en de mogelijkheid van de leerkracht om te mentaliseren (het vermogen van een leerkracht om gedrag te interpreteren en hierover na te denken in termen van onderliggende mentale toestanden zoals gedachten, gevoelens, intenties,…)
- Aandacht voor de interacties die plaatsvinden in de klasgroep met oog op hoe peers reageren op het externaliserend gedrag van een individuele leerling en hoe de klasgroep zich verhoudt ten aanzien van de leerkracht.
- Aandacht voor hoe de school beleid voert over omgaan met externaliserend gedrag van jongeren. Hierbij worden vragen gesteld zoals: wordt het omgaan met jongeren gezien als een gedeelde verantwoordelijkheid van het schoolteam? In welke mate wordt er in onderling overleg voldoende focus gelegd om positieve interacties in de school (tussen leerlingen onderling, tussen leerlingen en leerkrachten en tussen leerkrachten onderling)? In hoeverre is er een netwerk buiten de school uitgebouwd om jongeren op te volgen die externaliserend gedrag stellen in de klas of op de school?
Vanaf maart 2025 start de tweede fase van dit vooronderzoek, waarbij we verschillende stakeholdersvergaderingen zullen uitvoeren zodat we in samenspraak met het werkveld relevante valorisatieactiviteiten kunnen vastleggen.
Met dit vooronderzoek willen we een SBO-aanvraag uitwerken waarbij we onderzoeken welke initiatieven leerkrachten en schoolteams kunnen ondernemen voor jongeren die externaliserend gedrag stellen. Daarnaast willen we nagaan hoe deze factoren onderling op elkaar inspelen en hoe scholen op beleidsniveau jongeren die externaliserend gedrag vertonen kunnen ondersteunen.
We voerden reeds een literatuurstudie uit, zodat we de centrale concepten voor een SBO-aanvraag konden definiëren en wetenschappelijk onderbouwen. Op basis van eerste lezing van de literatuur werden volgende thema’s afgebakend om vanuit de literatuur verder te onderzoeken:
- Aandacht voor de dyadische relatie tussen leerkracht en leerling met inbegrip van de sensitiviteit van de leerkracht (het vermogen van een leerkracht om signalen en behoeften van een leerlingen te detecteren, deze signalen juist te interpreteren en hier gepast en snel op te reageren) en de mogelijkheid van de leerkracht om te mentaliseren (het vermogen van een leerkracht om gedrag te interpreteren en hierover na te denken in termen van onderliggende mentale toestanden zoals gedachten, gevoelens, intenties,…)
- Aandacht voor de interacties die plaatsvinden in de klasgroep met oog op hoe peers reageren op het externaliserend gedrag van een individuele leerling en hoe de klasgroep zich verhoudt ten aanzien van de leerkracht.
- Aandacht voor hoe de school beleid voert over omgaan met externaliserend gedrag van jongeren. Hierbij worden vragen gesteld zoals: wordt het omgaan met jongeren gezien als een gedeelde verantwoordelijkheid van het schoolteam? In welke mate wordt er in onderling overleg voldoende focus gelegd om positieve interacties in de school (tussen leerlingen onderling, tussen leerlingen en leerkrachten en tussen leerkrachten onderling)? In hoeverre is er een netwerk buiten de school uitgebouwd om jongeren op te volgen die externaliserend gedrag stellen in de klas of op de school?
Vanaf maart 2025 start de tweede fase van dit vooronderzoek, waarbij we verschillende stakeholdersvergaderingen zullen uitvoeren zodat we in samenspraak met het werkveld relevante valorisatieactiviteiten kunnen vastleggen.
Onderzoeker
Kathleen Bodvin
Karel de Grote Hogeschool
01/09/2023 - 31/08/2026
Centrale contactpersoon

