Van sprintkampioen tot tienkamper
De hogescholen staan klaar om op het vlak van leven-lang-ontwikkelen de regie mee in handen te nemen.
Was leren een atletische discipline, dan zijn Vlamingen eerder sprinters dan duurlopers. Een snelle start als kleuter, via de lagere naar de middelbare school, doorstoten naar hogeschool of universiteit, idealiter zonder haperen het diploma behalen en: klaar! Op wereldvlak zijn onze jongeren dé kampioen wat betreft de leeftijd waarop ze een eerste hoger diploma hebben. Een titel die we niet uit handen willen geven, want we blijven beleid voeren om ‘eeuwige studenten’ (die zuurverdiende centen van ouders en belastingbetalers verbrassen) te voorkomen en om de ‘doorgeslagen flexibilisering’ terug te dringen.
Alleen is het financiële corset vandaag dermate ingesnoerd dat hogescholen noodgedwongen de adem inhouden, daar waar ze voor zoveel zuurstof zouden kunnen zorgen.

Jong geleerd en nooit klaar
Diezelfde rapporten die ons studiesucces net vóór de intrede op de arbeidsmarkt bewijzen, leggen evenwel ook een pijnpunt bloot tijdens de loopbaan die volgt. Sprinten kunnen we als de beste, maar op de lange afstand bengelen we aan de staart. Eens aan het werk blijkt de Vlaming immers niet meer zo geneigd om nog bij te leren. Nochtans, de wereld evolueert sneller en we werken langer dan vroeger. De nood om kennis en vaardigheden regelmatig een update te geven, is nooit zo groot geweest. Het spreekwoord luidt ‘jong geleerd is oud gedaan’, en onze Vlaamse variant ‘jong geleerd en snel klaar’ kan maar beter evolueren tot ‘jong geleerd en nooit klaar’.
De rol van de hogescholen
De gunstige effecten van een leven lang ontwikkelen voor maatschappij en individu hoeven hier geen verder betoog. Het is echter wél relevant om stil te staan bij de rol die hogescholen daarin te spelen hebben. Waarom de leven-lang-lerende bij uitstek terecht kan bij instellingen die reeds initiële diploma’s uitreiken. Waarom het voor die instellingen goed is dat de ‘klassieke’ studentenpopulatie aangevuld wordt met een publiek van werkenden. Maar ook stil te staan bij het feit dat dit niet vanzelf zal gebeuren, maar extra energie en middelen vergt.
Kennis en werkveld gecombineerd
Hogescholen staan bekend om hun aanbod van graduaats-, bachelor- en masteropleidingen, waarbij ze (nog veel nauwer dan universiteiten) samenwerken met het werkveld. Afgestudeerden kunnen meteen aan de slag, met duurzame competenties voor de huidige én toekomstige arbeidsmarkt. Minder geweten is dat hogescholen hun onderwijs ook onderbouwen met onderzoek. Niet het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek waar universiteiten om bekend staan, maar wel meer praktijkgerichte vormen van onderzoek, met een groot innovatie- en valorisatievermogen. Net daarin onderscheiden ook de hogescholen zich van andere aanbieders van leven-lang-ontwikkelen: ze combineren de werkveldconnectie met een eigen actieve kennisbasis. Geen betere plek om werknemers up-to-date te houden, dan daar waar de innovaties zélf tot stand komen.
Waar toekomstige starters de campus delen met ervaringsdeskundigen, ontstaat een mix die ook de reeds aanwezige studentenpopulatie en de onderzoekers bijkomend zal inspireren en uitdagen.
Inspirerende en uitdagende mix
Indien sectoren met hun professionaliseringsnoden gaan aankloppen bij hogescholen, dan is de return bovendien een nóg sterkere band tussen basisopleiding en werkveld. Waar toekomstige starters de campus delen met ervaringsdeskundigen, ontstaat een mix die ook de reeds aanwezige studentenpopulatie en de onderzoekers bijkomend zal inspireren en uitdagen. De groep ouder dan 25 is de afgelopen jaren al uitgegroeid tot bijna 20% van de hogeschoolpopulatie. De combinatie van werken en studeren is geen zeldzaamheid meer, met een toenemend aantal werkstudenten maar ook het grote aandeel werkplekleren dat samen met de graduaatsopleidingen tot de hogeschool is gaan behoren.
Een verrijkende biotoop
Gevoelig meer leven-lang-lerenden verwelkomen, zal door hogescholen dus niet als een schok ervaren worden. Buitenstaanders zien dat wel eens anders. Zou het kunnen dat opinie- en beleidsmakers nog te vaak hun eigen studententijd voor ogen hebben? Men vraagt zich dan af of die beroepsactieve boomers en dat jonge, nog puberende studentenvolkje wel kunnen samengaan? Het cliché van ‘colleges en cursussen’, ‘blokken en bissen’ of ‘pinten en linten’ heeft plaatsgemaakt voor een leeromgeving waar naast ‘typische’ ook ‘atypische’ studenten op velerlei manieren en om velerlei redenen credits komen omzetten in credentials. Hogescholen spelen daarop in en zien hun rol binnen leven lang ontwikkelen als een zoveelste verrijking van hun biotoop.
Mensen en middelen
Hogescholen voelen zich niet geremd door de toenemende diversificatie die voortkomt uit het aanbieden van nieuwe opleidingsvormen voor nieuwe doelgroepen. De grenzen waar ze wél tegenaan lopen, zijn dezelfde die ze kennen voor de reguliere opleidingen die ze al sinds oudsher organiseren: een zodanig beperkte capaciteit aan mensen en middelen dat ze zich slechts kunnen organiseren volgens schema’s waarvan geweten is dat ze een soort hyperefficiëntie vertonen. Gelet op de algemene krapte is het in feite wonderlijk dat vandaag al keuzes worden gemaakt om heel wat programma’s op te splitsen in bijvoorbeeld dag- en avondtrajecten.
De vraag naar middelen die reeds geldt voor het basisaanbod, herhaalt zich uiteraard (en a fortiori) voor nieuw (en even noodzakelijk) aanbod. Laat evenwel duidelijk zijn dat voor wat betreft leven-lang-ontwikkelen het middelenvraagstuk niet beantwoord dient te worden door enkel overheidssubsidies. Méér dan voor een basisopleiding en een eerste diploma zijn hier bijvoorbeeld ook de sectoren zelf aan zet.
Een leven-lang-ontwikkelen
De hogescholen staan klaar om op het vlak van leven-lang-ontwikkelen mee de regie in handen te nemen. Direct bijdragen tot de kenniseconomie en de arbeidsmarkt behoort tot hun DNA. Zélfs de regelgeving is er eigenlijk op voorzien: de zogenaamd ‘doorgeslagen’ flexibilisering biedt voor dit soort aanbod enorme kansen. Alleen is het financiële corset vandaag dermate ingesnoerd dat hogescholen noodgedwongen de adem inhouden, daar waar ze voor zoveel zuurstof zouden kunnen zorgen.
Teruggrijpend naar de atletische metafoor: hogescholen focussen vandaag noodgedwongen op de sprint, maar eigenlijk zijn ze tienkampers die talenten nog veelzijdiger kunnen helpen ontwikkelen: ver en hoog, over tal van hordes, van start tot finish.
Gerelateerde artikels

Ook Lingala verdient een plek in ons hoger onderwijs
Welke taal spreek jij aan de ontbijttafel? En in welke taal werk en vergader je? Is dat dezelfde taal als die waarin je afspreekt met vrienden en whatsappjes stuurt naar familie? En dan hebben we het nog niet eens gehad over de taal waarin je denkt en droomt.

De rationalisatienood opleidingsaanbod aan de hogescholen is een mythe.
Regelmatig, vaak lapidair in een discussie of gesprek, klinkt het: “er zijn te veel opleidingen aan hogescholen, daar moet gerationaliseerd worden”. Vervolgens vallen er steevast holle slogans zoals “geen twee dezelfde opleidingen in één stad” en voor je het goed en wel beseft valt de term “Soete-norm”.

Lerarentekort voelbaar thuis: ouders springen steeds vaker in de bres.
September was jarenlang in de pers goed voor de klassieke, vertederende stukken aan de schoolpoort, over huilende instappers of slome tieners voor wie de vakantie gerust wat langer had mogen duren. Vandaag is de focus verschoven naar kinderen en jongeren die het steeds vaker zonder leraar moeten stellen.